Overslaan naar inhoud

Prise des vœux de Bodhisattva




De onderrichten over mededogen, geweldloosheid en liefdevolle vriendelijkheid waren fundamenteel voor de vroege boeddhistische scholen. Hun interpretatie kwam erop neer dat de Verlichting alleen bereikt kon worden na een ontelbaar aantal levens gewijd aan het opstapelen van verdienste. Als gevolg hiervan werd in deze scholen dit pad alleen toegankelijk geacht voor enkele uitzonderlijke wezens, de Bodhisattva's (wat kan worden vertaald als wezens – of helden – van Verlichting). In die tijd hadden gewone mensen alleen vooruitzicht op individuele bevrijding – de Arhat-staat – die beperkt was in haar altruïstische draagwijdte. Ze streefden enkel naar de beëindiging van de cyclus van bestaan.

Met de Mahayana-visie opende een bredere en meer synthetische interpretatie van de leer van de Boeddha het pad van de Bodhisattva voor iedereen die in staat was om verder te gaan dan de motivatie van individuele bevrijding van het lijden en zich te bekommeren om het welzijn van anderen.

Een Boddhisattva is een beoefenaar wiens geest geheel gemotiveerd wordt door de bodhicitta en die zich toelegt op de ontwikkeling van de zes transcendente volmaaktheden, de paramita's : vrijgevigheid, geduld, ethiek, enthousiaste energie, meditatieve concentratie en transcendente wijsheid. Door middel van opgestapelde verdienste is de Bodhisattva erop gericht de voorwaarden te scheppen voor het relatieve en ultieme welzijn van anderen.
    
Het Vajrayana-boeddhisme is een evolutie van het Mahayana-boeddhisme. Daarom staat de toewijding aan het Bodhisattva-pad er centraal, en deze motivatie is zelfs een noodzakelijke voorwaarde om het tantra-pad te kunnen betreden.