Tcheud

Matchik Labdreun werd geboren in de streek van Tibet die Labtchi heet, rond 1062 van de Westerse kalender.

Na vele malen de verschillende versies van de Prajnaparamita sutra gelezen te hebben, werd de visie van leegte haar volkomen duidelijk. 

Ze ontmoette Padampa Sangye; hij werd een van haar belangrijkste leraren. Door zijn instructies en de beoefening ervan, werd Matchiks geest volkomen bevrijd.

Later, op instructie van haar meesters, deed zij afstand van haar nongeloften en trouwde met de Indiër Topa Draya, met wie zij twee zonen en een dochter kreeg. Een van haar zonen werd later de houder van de overdrachtslijn. Daarna leidde Matchik een zwervend bestaan voordat zij zich op 40-jarige leeftijd in Zangi Khangmar vestigde, waar zij haar leringen – voornamelijk de "Heilige Dharma die demonen afsnijdt" – aan vele Tibetaanse en Indiase discipelen gaf.

Tcheud is een methode om door obstakels heen te snijden, inclusief het grijpen van een zelf. Het ritueel neemt de vorm aan van een zelfopoffering waarbij de beoefenaar zijn of haar lichaam door middel van verschillende visualisaties, symbolisch als voedsel voor een tantrisch feestmaal aanbiedt aan de godheden en demonen.

Geleidelijk bevrijd van mentale gehechtheden en obstakels, kan de mediteerder dan in een natuurlijke, vredige toestand blijven, volledig vrij van angsten.